Creatief schrijven

De vorige bewoners lijken in een haast vertrokken te zijn aangezien een groot deel van hun bezittingen nog verspreid over de houten vloer liggen. Een omgestoten kist met daarin letterblokken en een ooit zo trotse Barbie staat naast een versleten fauteuil. Aan de andere kamer ligt een kapstok, een van de poten is afgebroken waardoor hij nu, met al zijn jassen, op de grond ligt. De hoed die er is afgerold is een eindje verder onder het raam terecht gekomen. Over een vaas die een oor mist hangt een versleten hemd dat duidelijk zijn beste tijd al heeft gehad. De paar knopen dat het nog heeft, hangen aan dunne draadjes te bengelen.
Alle leven lijkt deze plaats al jaren geleden te hebben verlaten, maar schijn bedriegt. In een donkere hoek, naast de servieskast, staat een oude stoel die kraakt onder het gewicht dat hij lange tijd niet moest dragen. Hij draagt nu een vastgebonden meisje in haar nachtjapon. Haar blonde haren verbergen haar aangezicht en de wonde op haar voorhoofd. Langzaam ontwaakt ze uit haar bewusteloze slaap.
Langzaam opent Elise haar vermoeide ogen, tevergeefs probeert ze de slaap uit haar ogen te wrijven, maar ze kan haar handen niet bewegen. Paniek overmand haar, ze is vastgebonden! Haar blik schiet over het appartement, is er dan niets dat haar kan helpen? Naast haar liggen enkele kapotte borden en een glas op de grond. Door heen en weer te schuiven op haar stoel kruipt ze langzaam dichterbij. Een van de poten bezwijkt echter onder het gewicht waardoor de stoel, en Elise, tegen de grond gaan. Versuft blijft ze even liggen, daarna gingen haar handen wanhopig op zoek naar het kapotte glas. Als snel had ze een scherf gevonden en als een bezetene begon ze aan haar eigen bevrijdingsactie.
Enige tijd later stond Elise in het midden van de kamer. Zwaar ademend analyseerde ze de situatie. Ze leek ongedeerd, afgezien de wonde op haar voorhoofd. Aan het opgedroogde bloed en de honger die ze voelde, kon ze afleiden dat ze een lange tijd buiten westen was geweest. Plots drong het door haar door dat ze stond te rillen op haar benen. Naast haar lag een versleten hemd dat ze haastig aantrok. Daarna verkende ze haar omgeving. Het appartement was, voor zover zij kon zien, verlaten. De vorige eigenaars leken jaren geleden al vertrokken te zijn en van haar ontvoerder was geen spoor te bekennen. Haar ontvoerder… De ernst van de situatie drong met een klap tot haar door. Ze was ontvoerd. Door iemand en die persoon zal daar hoogstwaarschijnlijk wel een reden voor hebben. Ze moest hier weg en liefst zo snel mogelijk, maar eerst moest ze iets eten. Zwarte vlekken begonnen voor haar ogen te verschijnen terwijl ze een keukenkast opentrok en daar een pak cornflakes uithaalde. Gretig stak ze er enkele in haar mond. De smaak kwam als een schok. Een schok die een hoop herinneringen met zich meebracht. Ze herinnerde zich het weer, hoe ze moest schoonmaken bij die oude dame in de sociale woonwijk. Daar kreeg ze ook steeds die goedkope cornflakes voorgeschoteld. Die cornflakes waren trouwens niet het enige smerige in haar appartement. De stank was er niet te harden, hoe goed ze de kamers ook probeerde te verluchten. Elke week stond de vaat van de volledige voorbije week aangekoekt op haar te wachten. En toch, ondanks al die vuiligheid, zou duizend keer liever daar zitten schrobben dan waar ze nu was.
‘Nu is het niet de tijd voor zelfmedelijden,’ vermaande Elise zichzelf, ‘nu is het tijd voor actie.’