Gedichtenanalyse

Achtergrondinfo 

De dichter waarover dit artikel gaat is Peter Holvoet Hanssen, hij is een Vlaams dichter die geborden werd in 1960 en tot op de dag van vandaag nog actief is in de dichtwereld. 
Peter Holvoet Hanssen heeft enkele dichtbundels geschreven zoals bijvoorbeeld: Spinalonga, Navagio en De reis naar Inframundo. Daarnaast was hij in 2010 en 2011 ook stadsdichter van Antwerpen. Die stad komt niet alleen terug in de gedichten die hij schreef voor en over Antwerpen, maar ook in zijn dichtbundels. Zowel in Spinlonga als in Navagio vertrekt hij vanuit Antwerpen. In deze twee bundels, en ook in De reis naar Inframundo, zie je nog een veelgebruikt thema terugkeren: reizen. 
De dichter won reeds een aantal prijzen voor zijn werken. Zo kreeg hij voor Dwangbuis van Houdini de Vlaamse debuutprijs, daarnaast mocht hij ook de Paul Snoekprijs voor Spinalonga en de Arkprijs voor het vrije woord voor De reis naar Inframundo in ontvangst nemen.
 

De gedichtanalyse

Het gedicht dat ik heb gekozen is er eentje dat gemaakt werd voor de stad Antwerpen toen Peter Holvoet Hanssen stadsdichter was. Hij heeft het gedicht geschreven voor het ZNA Middelheim waar het onder de klok in de hal hangt. Het gedicht gaat als volgt
 

Sterrenwijsje

De letters zingen zacht: ‘Dit is een lied.’
Raadselachtig. Zo is poëzie.
Het licht gaat aan, het licht gaat uit
en buiten wordt de wind
                                         zichtbaar
en hij fluit.

‘Ik ben een braaf konijntje –‘ En ze lacht.
‘Repareer de sterren…’ Hartslag daalt.
De rolstoel staakt. In gangen waakt
de moeder van dit heim: 
                                      zonlicht
ver van huis.

De maan glanst op de zee, ik zie het hier –
het zand dat zingt, de strijkers van de tijd.
Zie de lichtjes, zie de stad
komt hier samen.
                          Deur staat
op een kier.

Wie dit leest, kijkt naar de klok en zucht –
gaat naar de lift want zorg hangt in de lucht.
’s Nachts geen raad, komt dageraad.
Babygeeuw. Hier maakt men
                                              sneeuw die
roezeruist.

Titel

De titel 'Sterrenwijsje' doet me denken aan een kinderliedje of een wijsje dat men kleine kindjes toezingt om hen gerust te stellen. Dat 'thema' komt ook terug in de toon van het gedicht dus zo staan ze wel met elkaar in verbinding. Verder zie je ook de conectie met de verwijzing naar de sterren, die verwijzing naar natuurelementen komt doorheen het hele gedicht terug (de wind, zon, maan, zee, zand, de nacht, dageraad en de sneeuw). 

Het lyrisch ik 

Het lyrisch ik is in dit gedicht iemand die een situatie beschrijft, iemand die vertelt wat er gebeurt, wat mensen zeggen. Misschien iemand die zich zelf in het ziekenhuis bevindt en beschrijft wat hij/zij om zich heen ziet. Er is sprake van een ik-persoon in het verhaal: /de maan glanst op de zee, ik zie het hier-/het zand dat zingt, de strijkers van de tijd./. De ik-figuur spreekt ook over een vrouw of een meisje, mijn indruk is dat het eerder om een meisje gaat omdat ze naar zichzelf verwijst als een braaf konijntje. Dat roept eerder een kinderlijke indruk op dan een beeld van een volwassene die zoiets zou zeggen. Het is daarom dat mijn beeld van het lyrisch ik een dokter is die een meisje tegenkomt, verzorgt of iemand die het meisje kent moet verzorgen. Dat laatste leid ik af uit de vraag van het meisje: 'repareer de sterren'. Nog een beeld zou kunnen zijn een moeder die in een kamer is opgenomen en haar dochtertje die op bezoek komt. Of omgekeerd natuurlijk. 

Het thema

De hoofdgedachte van dit gedicht is het (hoopvolle) wachten in een ziekenhuis, ook is een ziekenhuis vaak een onaangename plek, toch heeft dit gedicht een positieve noot. Het schept een hoopvol beeld van een ziekenhuis, een plek waar mensen genezen. Het is dus meer een geruststellend gedicht. Daarbij denk ik aan de verzen: gaat naar de lift want zorg hangt in de lucht./’s Nachts geen raad, komt dageraad. /Babygeeuw. Hier maakt men/ sneeuw die /roezeruist./ Dit gaat niet over een deprimerende plek waar mensen slect nieuws krijgen of zelfs sterven. Dit gaat over een plek waar, zoals ik al eerder zei, mensen genezen. 
Tegelijkertijd schept het ook een beeld van het ziekenhuis. Bijvoorbeeld de verzen: De maan glanst op de zee, ik zie het hier-/ het zand dat zingt, de strijkers van de tijd./ Deze doen me denken aan de schilderijen van landschappen die altijd ophangen in ziekenhuizen. Je kan ze er bijna niet wegdenken. In deze verzen komt ook een duidelijk motief terug, dat ik eerder al aanhaalde bij het bespreken van de titel, namelijk de natuurelementen die worden gebruikt. Het motief spreekt me zo aan omdat het een beeld schept bij het gedicht. Het maakt het warmer, verzachten de beelden van leed. 

Vorm, vers en strofebouw

Het gedicht bestaat uit vier strofen die telkens vijf verzen bevatten. Opvallend is dat de laatste vers van elke strofe apart wordt geplaats. Bijvoorbeeld: 
De letters zingen zacht: ‘Dit is een lied.’
Raadselachtig. Zo is poëzie.
Het licht gaat aan, het licht gaat uit
en buiten wordt de wind
                                         zichtbaar
en hij fluit.

De dichter zelf beschrijft het gedicht als een muziekdoosgedicht waar dus ook een melodie in schuilt. 

Rijm en klank 

De dichter maakt sporadisch gebruik van rijm. Het gedicht heeft dan ook geen vast rijmschema. Verder bevat elke strofe minstens één rijm. In de laatste strofe wordt wel tweemaal gebruik gemaakt van binnenrijm. 

Wie dit leest, kijkt naar de klok en zucht –
gaat naar de lift want zorg hangt in de lucht.
’s Nachts geen raad, komt dageraad.
Babygeeuw. Hier maakt men
                                              sneeuw die
roezeruist.

Bronnen

- Cruysweegs, B. (2012). Ned Literatuur 2. Standaard studentenboekhandel: Antwerpen.