Hersenschimmen - Bernlef, J.

Bernlef, J. (2010). Hersenschimmen. Amsterdam: Querido.
 

Samenvatting 

Het boek 'Hersenschimmen' gaat over Maarten Klein, een gepensioneerde man die langzaam maar zeker de greep op de werkelijkheid verliest. Doordat hij lijdt aan de ziekte van Alzheimer kan hij plots heden en verleden niet meer onderscheiden. Het begint onschuldig, maar algauw vergeet hij dat hij al op pensioen is en herkent hij zijn vrouw Vera niet meer. De schrijfstijl van het boek verandert mee met de toestand van Maarten, tegen het einde van het boek spreekt hij dan ook nog slecht zeer fragmentisch wat verwarrend kan werken voor de lezer. Het boek is een ontroerend verhaal over een man die bij heldere momenten volledig de inpakt van zijn ziekte op het leven van hem en zijn dierbaren beseft. 
 

Opdracht E. Vertelperspectief 

Fragment:                                                                                                                                                  
                                                                                                                                                                                       
 

Zou ik zo aangekomen zijn de laatste tijd, mijn jas zit me zo krap. En waarom zit de deur op slot? Ik ruk een paar keer aan de knop; Misschien klemt hij of zit hij vastgevroren.
‘Robert, kom!’
Ik wacht op de hond en kijk naar de kapstok. Haastig trek ik Vera’s wijnrode mantel uit en herstel de vergissing voor ze me uit het washok komend kan betrappen.
‘Heb je Robert gezien?’
‘Die is buiten.’
‘Dan ga ik ook maar eens.’
Ze gaat met haar rug tegen de voordeur staan.
‘Je mag niet naar buiten van de dokter.’
‘Ik ben toch niet ziek. Ik mankeer niks, Robert,’ roep ik, ‘Robert, kom!’
‘Hij komt uit zichzelf wel weer terug.’
‘Mag ik dan nooit meer naar buiten?’
‘Nu niet.’
‘Maar ik wil gaan vissen. Ik heb met Gerard en Klaas afgesproken,’ lieg ik tegen haar. ‘Toe.’
‘Kom mee naar de keuken. Je hebt je bord niet leeggegeten.’
‘Op school zeggen ze dat teveel melkproducten slecht zijn voor je gebit.’ (Maar wat kun je doen? Als ik maar eerst het huis uit ben, op mezelf, kan ik doen en laten wat ik wil.)
Ik ga achter mijn bord pap zitten en kauw demonstratief. Nu zegt ze natuurlijk zo direct: zit niet zo met lange tanden te eten.
‘Is papa al naar kantoor?’
‘Maarten, ik ben het, Vera!’
‘Je moet niet zo tegen me schreeuwen.’
Ze verbergt haar gezicht in haar handen. Waarom is ze nu opeens zo opgewonden? Waarom huilt ze zo hartverscheurend?
‘Je moet niet zo huilen. Ik wil niet dat je huilt.’
‘Vera,’ snikt ze, ‘ik ben Vera!’
‘Natuurlijk ben je Vera,’ zeg ik. ‘Dacht je dan dat ik dat niet wist?’
Opeens staat ze op. ‘Ik ga even bij Ellen Robbins langs,’ zegt ze. ‘Ik ben zo weer terug. Doe jij ondertussen je puzzel.’

Herwerking fragment

Daar komt hij weer aan. Langzaam schuifelt hij naar me toe, zijn donkerblauwe regenjas hangt mooi klaar. Opeens neemt hij de verkeerde jas en probeert deze aan te doen. Wat doet hij nu? Haalt hij een grapje uit met Vera? Nee, hij lijkt zijn vergissing in te zien. Terwijl hij de hond roept, trekt hij zijn jas uit. De hond zal niet komen, daarstraks heb ik Vera de deur op slot zien doen. Met haar zit ik in, ze heeft het niet gemakkelijk, Maarten gedraagt zich steeds vreemder. Het wordt steeds duidelijker dat er een probleem is, maar zou Maarten dit zelf ook weten?
Ondertussen is Vera erbij komen staan. Ze verspert Maarten de weg naar buiten, een niet-begrijpende blik komt tevoorschijn op Maartens gezicht. Die blik komt de laatste tijd wel vaker tevoorschijn, de verwarring staat meestal in zijn ogen te lezen.
Terwijl Vera hem naar de keuken stuurt om zijn bord leeg te eten, hoor ik Maarten praten over school. Oh jongens, het gaat van kwaad naar erger. Het zal nu niet lang meer duren… En ja hoor, daar is het moment al.
‘Is papa al naar kantoor?’
‘Maarten, ik ben het, Vera!’
‘Je moet niet zo tegen me schreeuwen.’
Steeds vaker lijkt Maarten te vergeten wie Vera is. Het eist een grote tol van haar. Even later loopt ze dan ook huilend de deur uit. 

 
Eigen indruk

Bij dit fragment, met zo een gevoelige thematiek, vond ik het niet gemakkelijk om vanuit een ander perspectief te schrijven. Dicht bij iemand staan die lijdt aan de ziekte van Alzheimer is een situatie waar ik nog nooit eerder in aanraking ben gekomen, het is dan ook moeilijk om me in te leven. Je kan enkel gissen naar de gedachten en gevoelens die ze hebben. Misschien dat ik daarom hier bewust ervoor gekozen heb om niet het perspectief van Vera te kiezen. 

 

Didactisch perspectief

Deze opdracht kan een enorme didactische meerwaarde hebben, maar ze heeft eerst en vooral ook een grote valkuil. Het is namelijk zeer makkelijk en verleidelijk voor leerlingen om een perspectief te nemen waar de tekst al voor uitgeschreven is. Als de personages een dialoog houden, is het niet moeilijk om deze gewoon te herschrijven vanuit het oogpunt van de gesprekspartner. Daarom is het belangrijk om leerling erop te wijzen dat ze niet enkel kopiëren, maar stilstaan bij dingen zoals emoties die andere personages ervaren of verschillende gedachtegangen. Als leerlingen hier stil bij gaan staan, krijgt de oefening een meerwaarde. Ze worden gedwongen tot empathie en je kan goed controleren of ze de scène wel echt begrepen hebben.
De opdracht om te schrijven vanuit een voorwerp is een leuke extra toets.